Content
De inhoud van een interactief product of website. Meestal krijg je dit van een opdrachtgever. Jij moet dan voor de vormgeving en opbouw zorgen. Wat je niet krijgt aan afbeeldingen, illustraties en video’s, maak of zoek je zelf.
Deadline
Datum/tijd wanneer product af moet zijn/ opgeleverd moet worden.
Domeinnaam
Een domeinnaam is een unieke naam op het internet die verwijst naar het IP-adres.
Via een FTP-programma kun je je website uploaden naar een webserver. Daarvoor heb je een adres nodig om naar te kunnen uploaden. Dit adres is je domeinnaam.
Een domeinnaam bestaat uit twee onderdelen:
- De naam zelf (bijvoorbeeld Google).
- Het tweede gedeelte is de domeinextensie (bijvoorbeeld .nl of .be of .com of .net).
In de naam kunnen alleen letters, cijfers of het min-teken gebruikt worden. De domeinnaam moet uit minimaal 2 en maximaal 63 tekens bestaan.
Een domeinnaam moet geregistreerd worden. Dit kan bij een hosting provider. Deze doet een registratieaanvraag bij de organisatie die de domeinnamen beheert. Dit is een betaalde dienst.
Hosting provider
Een hosting provider is een bedrijf dat andere bedrijven, organisaties en individuele gebruikers de mogelijkheden biedt om een website online te publiceren.
Publiceren website
Om je website online te zetten heb je een webserver nodig. Dit is een computer die gekoppeld is aan het internet. Op deze computer staan bestanden, afbeeldingen of webpagina’s die door anderen via het internet bekeken kunnen worden. Omdat je deze computer dag en nacht aan moet hebben staan, wordt deze meestal verhuurd door een hosting provider. Het uploaden zelf doe je via een FTP-programma. FTP betekent: File Transfer Protocol.
Responsieve website
Omdat er zoveel verschillende schermformaten zijn is het belangrijk dat een website zich automatisch aanpast aan een schermformaat. Ook als je het beeldscherm draait. Dit heet responsief. Om deze reden bestaan veel interactieve producten tegenwoordig uit flexibele blokken: grids.
Niet responsief:
wel responsief:
Adobe XD (eXperience Designer)
Programma voor het maken van interactieve prototypes. Je kunt er web-apps en mobiele apps mee ontwerpen. Een web developer kan hier een website mee gaan bouwen.
Photo by Rubaitul Azad on Unsplash
Bestandtypes
In een interactief product kan je verschillende soorten bestandstypes plaatsen.
Bijvoorbeeld:
- .Pdf = document
- .Jpg = afbeelding
- .Png = afbeelding met een transparante achtergrond.
- .svg = Scalable Vector Graphics. Schaalbare vectorbestanden.
- .Mp3 = audiobestand
- .Mp4/.Mov = video/movieclip
- .Gif = animatie
Elk bestandstype heeft zijn eigen toepassing. Voor sommige bestandstypen heb je een speciaal device nodig om het te kunnen lezen. Voor andere heb je het programma waarin het is gemaakt nodig, zoals bij Adobe Indesign (indd), Photoshop (psd) en Illustrator (ai).
Publiceren
Nadat je bestand is geëxporteerd en opgeslagen, moet je het nog publiceren. Hiermee zorg je ervoor dat een interactief document gedownload of gelezen kan worden en dat een website bekeken kan worden. Bewaar altijd het originele bestand, zodat je nog aanpassingen kunt maken.
Exporteren
Als je een Adobe programma hebt gebruikt om een interactief document mee te maken, kan je dit exporteren naar een ander bestandsformaat, zodat jouw werk geopend kan worden door een gebruiker en gepubliceerd kan worden.
Je kunt kiezen voor exporteren als Interactieve PDF (interactief), Epub (herschikbaar of met vaste layout, let op je opdracht) en HTML.